Je komt aan met wallen onder je ogen, stress in je blik en vermoeidheid in het lichaam. Je interne strijd is zichtbaar. De strijd tussen zelfbescherming zoeken in de continue staat van alertheid en het intense verlangen naar rust. Het verlangen om even niet ‘aan’ te hoeven staan.
“Aan” staan biedt jou de schijn van veiligheid, terwijl je op onveiligheid scant. Je leunt erop alsof je leven ervan afhangt. Tegelijkertijd zou je zo graag willen stoppen. Je verlangen naar rust is zo groot, maar je weet niet hoe je die “aan” knop uit kunt zetten. Soms komen er gedachten voorbij: “Zo wil ik niet meer leven.” Je bent niet suïcidaal, maar welke andere manier is er? Je ziet het niet en een gevoel van wanhoop overspoelt je steeds vaker.
Poeh, wat vind je het spannend nu je onderweg bent naar het Staats Bosbeheer. De plek waar de deelnemers van stichting Politieveteraan zich verzamelen en samen de dag door brengen. Het bos als prikkelarme omgeving waar je kunt bijkomen en opladen. Met collega’s die in hetzelfde schuitje zitten, maar waarvan je nog niet weet of je ze kunt vertrouwen. Je weet niet wie je gaat ontmoeten, wat de sfeer is, wat er van je verwacht wordt en welke prikkels er komen.
Je vraagt je af: kan ik dit er wel bij hebben?
Je voelt je nog onrustig, misschien zelfs een beetje zenuwachtig, dus je neemt je voor om de kat uit de boom te kijken. Eenmaal aangekomen ben je terughoudend en laat anderen het woord doen. Je ziet hoe zij met elkaar omgaan en je hoort waar de gesprekken zoal over gaan. Het verrast je wat er gedeeld wordt en merkt hier dat het schild niet zo hoog opgehouden hoeft te worden.
En dan begin je langzaamaan te ontdooien.
Je voelt hoe je even iets langer uitademt en je beseft dat je iets meer kunt ontspannen. Dit heb je al lang niet meer gevoeld. Je denkt bij jezelf: “Hier zijn mensen die mij begrijpen. Hier mag het er zijn, wat ‘het’ ook maar is.” Het is een verademing om te merken dat jouw opmerkingen hier niet wordt weggelachen, gebagatelliseerd of van tafel geschoven. Je hebt het gevoel dat ze aan een half woord genoeg hebben.
Dan komt er iemand naast je zitten….
Je ziet zijn vriendelijke blik. Hij heet je welkom en stelt zichzelf aan je voor. Hij vertelt in het kort zijn verhaal en nodigt jou uit om dat ook te doen. Maar niet zonder je op het hart te drukken dat dit niet hoeft als je dit (nog) niet wilt. Het is fijn om zijn verhaal te horen, je vindt het knap dat hij zich zo open opstelt. “Misschien, zo denk jij, kan ik dan ook wel iets over mezelf vertellen.” Je voelt het al aankomen, nog voordat de vraag aan je gesteld wordt:
“Hoe gaat het met jou vandaag?”
Na de vraag komt direct de opmerking: vertel wat je wil en als dat niks is, is dat ook goed. Dat is een opluchting. Te weten dat je niks hoeft. Er wordt niks van je verwacht. Dat je er bent is al genoeg. Juist daarom besluit je om te vertellen. Niet alles, maar ze mogen weten waar je vandaan komt en wat je zoal bezighoudt.
Gaandeweg de dag word je rondgeleid, ze vertellen je over de rustgevende werking van de natuur. Hoe alles er mag zijn en dat de natuur laat zien dat alles op zijn eigen tijd en tempo gaat. Dat je hier keihard mag werken om je frustraties te botvieren op takken die gesnoeid moeten worden. Maar ook dat je pauze mag nemen wanneer je dit nodig hebt. Dat je op elk moment iemand aan de mouw mag trekken als je even wilt kletsen.
Er wordt je op het hart gedrukt: alles wat je doet is goed, als jij maar het gevoel hebt dat het bijdraagt aan jouw herstel.
Aan het einde van de dag ga je naar huis en je merkt het verschil met hoe je vanmorgen in de auto zat. Waar je kaken en lippen vanmorgen nog strak gespannen stonden, voel je nu een kleine glimlach op je gezicht.
Wie had dat voor mogelijk gehouden?